Hoe zit het eigenlijk precies met de aantallen zieke en arbeidsongeschikte werknemers in Nederland?
‘Om eerlijk te zijn gaat het om schrikbarende getallen. Het ziekteverzuim is hoog en de WIA-instroom stijgt voortdurend. Zelfs het UWV schrok van de bijna zestigduizend WIA-instromers in 2023. Uit het kennisverslag blijkt dat vooral het laatste kwartaal van 2023 een forse toename te zien gaf.’
‘Opvallend is dat er de laatste jaren een stijging te zien is van jonge vrouwen van 15 tot 35 jaar met psychische problemen die instromen in de WIA. Daar zitten ook wel mensen tussen die vroeger in de Wajong zouden zijn gekomen. De Wajong is er sinds 2015 alleen nog voor personen zonder arbeidsvermogen.’
‘Los daarvan is de instroom van personen met psychische klachten opvallend. Dan komt de vraag op: wat kunnen ze dan wel? Er is volgens het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten alleen geen arbeidsvermogen als de betrokkene psychisch niet zelfredzaam is. Wordt er voldoende focus gelegd op welke mogelijkheden er nog wél zijn?’
‘Dat moet zeker binnen de eerste 104 weken gebeuren. Bij de re-integratie is het belangrijk. En dat leer ik casemanagers ook altijd: dat je als werkgever veel meer de regie moet en kunt pakken. Het gaat nu allemaal veel te vrijblijvend, terwijl re-integratie niet vrijblijvend moet zijn. Kunnen werken is niet alleen van economisch belang, maar geeft ook structuur, plezier en sociale betrokkenheid.’
Welke recente wetswijzigingen rond ziekte en arbeidsongeschiktheid zijn relevant voor salarisprofessionals?
‘De Wet verbetering poortwachter is de basiswet op dit gebied. Sinds 1 juli 2023 is het binnen die wet verplicht om de visie van werkgever en werknemer op de re-integratie op te nemen in een plan van aanpak. Er zijn salarisadministrateurs met verzuimbeheer in hun takenpakket; voor hen is dit een belangrijke verandering.’
‘Een andere wijziging betreft de WIA-beoordeling. Per 1 juli 2024 geldt de tijdelijke maatregel van het zogeheten praktisch beoordelen voor personen die feitelijke verdiensten hebben. Daarbij kijkt het UWV naar de loonwaarde, naar wat een werknemer in de praktijk feitelijk verdient. Het loon dat de werknemer na 104 weken ziekte voor de passende arbeid gaat ontvangen. Deze verdiensten moeten wel representatief en voldoende bepaalbaar zijn.’
‘Als dat niet zo is, vindt er alsnog een uitgebreide WIA-keuring plaats met een theoretische inschatting wat hij of zij in theorie zou kunnen verdienen. Dat kost veel meer tijd voor de verzekeringsartsen van het UWV. Het UWV kampt met grote achterstanden bij de WIA-beoordeling. De maatregel Praktisch beoordelen is ingevoerd om die achterstanden te verminderen.’
Hoe staat het met de kwestie wie betrokken moet zijn bij de UWV-toets op de re-integratie-inspanningen van werkgever en werknemer?
‘De vraag bij de toets van de re-integratieverslagen is of het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend moet zijn of dat van de verzekeringsarts van het UWV. Nu geldt nog dat als bedrijfsarts en verzekeringsarts het met elkaar oneens zijn, aan jou als werkgever een loonsanctie wordt opgelegd. Oftewel, je kan dan het hele derde jaar loon doorbetalen.’
‘Een wetsvoorstel was in voorbereiding om hieraan een einde te maken, dat wil zeggen dat het advies van de bedrijfsarts leidend zou worden. Dat werd echter door de toenmalige minister Van Gennip ingetrokken. Ze wilde wachten op het advies van de Onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS). Zij hebben geadviseerd dat de bedrijfsarts leidend moeten zijn. De verzekeringsartsen van het UWV moeten niet meer betrokken worden bij de toets. De beschikbare capaciteit moet ingezet worden op activering binnen de Ziektewet en de eerstejaars Ziektewetbeoordelingen.’
Dit artikel verscheen eerder in Salaris Magazine.