Het blijkt een almaar terugkerend thema. Bedreigingen op internet door externe toetsenbordridders die agressief commentaar geven op uitspraken, handelingen of gedragingen van werknemers. Helaas neemt dit hand over hand toe. Soms is zelfs sprake van fysieke bedreigingen waardoor dit onderwerp ineens nog meer belang krijgt. Logisch dat je als werkgever beveiligingsmaatregelen wil treffen ter bescherming van jouw werknemers.
In beginsel loon
Die beveiligingsmaatregelen liggen vaak op het terrein van het beveiligen van de woning, de auto of soms zelfs persoonsbeveiliging. Al eerder heb ik geschreven over de fiscale gevolgen van beveiligingsmaatregelen voor werknemers. Daarin heb ik uiteengezet dat beveiligingsmaatregelen in beginsel tot het loon behoren. Hoewel burgers in het land dit vermoedelijk niet begrijpen is het loonbegrip zodanig breed dat de voordelen van beveiliging in de belastingheffing moeten worden begrepen. Maar kun je als werkgever die belastingheffing voorkomen?
Gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen
Het toepassen van de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen lijkt in deze situatie de meest voor de hand liggende oplossing. Maar de bewijslast hiervoor is niet mis. De kennisgroep loonheffing algemeen heeft een standpunt uitgebracht over het beveiligen van werknemers. In dat standpunt is nog eens op een rijtje gezet aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen toe te passen.
- de voorziening moet verplicht zijn op grond van de Arbowet;
- de voorziening wordt (geheel of gedeeltelijk) ge- of verbruikt op de werkplek;
- de werkgever wijst de voorziening aan als eindheffingsloon en voldoet aan de gebruikelijkheidstoets;
- de kosten van de voorziening worden niet ten laste van de werknemers gebracht.
Met name de voorwaarde dat de voorziening is gebaseerd op een verplichting vanuit de Arbowet is een hele lastige. Agressie en geweld van collega’s en van derden kunnen psychosociale arbeidsbelasting tot gevolg hebben. De Arbowet verplicht je als werkgever om te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van jouw werknemers zowel op de vaste werkplek als bij plaatsonafhankelijk werken.
Elke beveiligingsmaatregel toetsen
Bij concrete dreigingen vanuit de beroepsuitoefening verwacht ik niet direct veel discussie met de inspecteur om een werknemer te voorzien van gericht vrijgestelde (arbo)beveiligingsmaatregelen. Toch zal elke beveiligingsmaatregel getoetst moeten worden of deze wordt genomen met het oog op die dreigingen of risico’s.
Het in zijn algemeenheid nemen van preventieve maatregelen voor het beveiligen van werknemers die bijvoorbeeld zien op een groep werknemers of functies vereist een stevige argumentatie. Als werkgever zul je dan toch met een goed verhaal moeten komen dat de getroffen beveiligingsmaatregelen direct zijn gericht op het verminderen of wegnemen van het veiligheids- of gezondheidsrisico waartoe de Arbowet je als werkgever verplicht. Het voornaamste element blijft hierin dat de beveiligingsmaatregelen rechtstreeks verband houden met de door de werknemer te leveren arbeid. Overigens is het nog steeds verstandig om dit beveiligingsbeleid ook neer te leggen in een RI&E.
Belangrijke wettelijke beperking
Let ook op een belangrijke wettelijke beperking bij het beveiligen van werknemers. Zoals hierboven al genoemd moet de voorziening (geheel of gedeeltelijk) worden verbruikt op de werkplek. Het plaatsonafhankelijk werken zorgt natuurlijk wel voor enige uitbreiding van de werking van de Arbowet. Maar in de casus van de kennisgroep loonheffing algemeen hield de persoonsbeveiliging (na de rit van kantoor naar de woning/niet-werkplek) en daarmee de toepassing van de arbovrijstelling op bij het woonadres van de werknemer.
Verplicht rijden in ter beschikking gestelde beveiligde auto
Een andere situatie die zich onlangs voordeed is de eis van een werkgever aan de werknemer dat hij ook privé verplicht was te rijden in de door de werkgever ter beschikking gestelde beveiligde auto. Dat heeft tot gevolg dat de werknemer eigenlijk los van zijn eigen wil niet eens de mogelijkheid had om zijn privégebruik auto (hierna: pga) te beperken tot minder dan 500 kilometer per jaar. De bijtelling pga stond daarmee vast.
Het uitgangspunt voor de bijtelling vormt dan de cataloguswaarde van de auto. De waarde van de beveiligingsmaatregelen die aan de auto zijn aangebracht mag je als werkgever aanwijzen als eindheffingsloon. Maar de werknemer kan op zichzelf niet ontsnappen aan de bijtelling pga. De wetgever heeft namelijk bepaald dat een bijtelling wegens pga altijd loon van de werknemer is en dus niet aangewezen kan worden als eindheffingsloon. De werknemer leidt dus financieel schade vanwege die bijtelling die hij misschien normaal gesproken helemaal niet had gewild.
Werknemer compenseren
Als je als werkgever die financiële (belasting)schade wil vergoeden aan jouw werkgever kun je uiteraard die vergoeding niet gericht vrijgesteld als arbovoorziening rubriceren. Je vergoedt immers financiële schade en niet een arbovoorziening zelf. De oplossing om het nadeel voor de werknemer weg te nemen valt daarom iets duurder uit. Het compenseren van de financiële schade als werkgever kun je natuurlijk doen via de weg van het bruteren. Of via de veel aantrekkelijkere, maar nog steeds dure, route van het aanwijzen als eindheffingsloon. Je moet dan wel voldoen aan de gebruikelijkheidstoets. Maar als sprake is van een echt concrete dreiging dan lijkt mij deze mogelijkheid om de werknemer te compenseren niet ondenkbaar.