Het is waarschijnlijk niemand ontgaan dat er het laatste jaar een enorme politieke discussie is ontstaan over het nut en de noodzaak van de expatregeling, oftewel de 30%-regeling. Dat heeft er in elk geval al toe geleid dat de 30%-regeling met ingang van 2024 is versoberd.
Deze versobering bestaat uit een trapsgewijze aanpassing van de belastingvrije component van het loon van een extraterritoriale werknemer (hierna: ET-werknemer). De eerste 20 maanden 30% belastingvrij, de daaropvolgende 20 maanden 20% belastingvrij en de laatste 20 maanden 10% van het loon belastingvrij.
Onderzoek naar ET-kosten
Nog steeds is de politieke discussie over de 30%-regeling lopende. Merkwaardig is echter dat vrijwel niemand aandacht besteedt aan de andere vorm van het vergoeden van ET-kosten, namelijk het vergoeden van werkelijke ET-kosten. Een poging om die variant van het vergoeden van ET-kosten te onderzoeken is laatst ondernomen door het onderzoeksbureau Stichting Economisch Onderzoek (SEO), in opdracht van het Ministerie van Financiën.
Gelijk speelveld
De extraterritoriale-kostenregeling (hierna: ET-regeling) is bedoeld om een gelijk speelveld te creëren tussen werknemers die extra kosten hebben moeten maken om hier te komen werken ten opzichte van werknemers die dat niet hoeven te doen. Ze verkeren niet in financieel riante omstandigheden, de werknemers die in aanmerking komen voor het vergoeden van door hen gemaakte:
- dubbele huisvestingskosten;
- reiskosten naar het land van herkomst; en
- extra kosten van levensonderhoud.
Vooral werknemers uit Midden- en Oost-Europa
De werknemers die gebruik maken van de ET-regeling werken vooral in tijdelijke banen. Dat doen ze vaak via een flexcontract tegen lonen tot maximaal 140% van het minimumloon in de uitzendsector of de landbouw. Het leeuwendeel van hen komt uit Midden- en Oost-Europa.
Het is dan ook niet toevallig dat de Belastingdienst met deze sectoren afspraken heeft gemaakt die ervoor zorgen dat werkgevers eenvoudiger inzicht hebben in de wettelijke eisen. Met de betrokken cao-partijen (zoals op 6 juni 2024 met de uitzendbranche) zijn afspraken gemaakt over de toepassing van de ET-regeling die voornamelijk zien op het vergoeden van de drie hierboven genoemde kostencategorieën.
Technische fiscale regeling
De ET-regeling is een vrij technische fiscale regeling waarbij de lastigste vraag is of je als werkgever echt te maken hebt met een ET-werknemer. De wet bevat hiervoor geen definitie dus de praktijk moet zichzelf op dit punt redden. Het moet gaan om een werknemer die tijdelijk hier verblijft in het kader van zijn (fictieve) dienstbetrekking. Maar wat is tijdelijk? De Belastingdienst sluit in principe bij het bepalen van de tijdelijkheid van iemands verblijf aan bij de looptijd van de 30%-regeling, dus 5 jaar.
Een uitzondering geldt dan weer voor seizoenarbeiders die vaak elk jaar de grens oversteken om hier bijvoorbeeld asperges te steken of appels te plukken. In afwijking van de hoofdregel begint voor seizoenarbeiders elk jaar weer een nieuwe periode van 5 jaar.
Hoe nuttig is de ET-regeling?
De vraag die eigenlijk centraal staat in het rapport is of de ET-regeling een nuttig instrument is voor werkgevers en werknemers. Het antwoord daarop is genuanceerd. De ET-regeling is zeker handig om als werkgever extra kosten belastingvrij te kunnen vergoeden aan ET-werknemers. Maar het is niet zo dat er meer werknemers naar Nederland komen vanwege deze ET-regeling.
Het minimumloon in Nederland is in vergelijking met andere Europese landen zodanig hoog dat het toch wel aantrekkelijk is om hier tijdelijk te komen werken. Bovendien biedt de veel gebruikte methode om loon uit te ruilen tegen een vergoeding van ET-kosten minder mogelijkheden sinds de verhoging van circa 10% van het minimumloon in 2023. Je kunt namelijk niet verder loon uitruilen dan ter hoogte van het minimumloon. Veel werknemers in de sectoren landbouw en uitzendbranche verdienen niet veel meer dan het minimumloon waardoor uitruil al bijna niet mogelijk is.
Geen fiscaal bezwaar
Is het dan beter om de ET-regeling dan maar te laten vervallen? Nee, dat is zeker geen goed idee. Volgens het rapport maken ruim 83.000 werknemers hier gebruik van, wat mij erg laag voorkomt. Ik vermoed dat het er veel meer zijn. Het is een prima regeling om met name huisvestingskosten en extra kosten van levensonderhoud onbelast te vergoeden.
Er is dus niet zozeer een fiscaal bezwaar tegen deze regeling. Maar er is wellicht wel een bezwaar te maken tegen de kwaliteit van huisvesting die een aantal werkgevers bieden. Daar zou wat meer overheidstoezicht niet misstaan lijkt mij. Hoe belangrijk het fiscale element en effect van een regeling ook is, laten wij niet vergeten dat het belang van goed werkgeverschap, ook voor tijdelijk hier verblijvende werknemers misschien een nog wel groter goed is.