Het lijkt zo simpel, maar… heb je je als werkgever wel eens afgevraagd op basis waarvan bijvoorbeeld de Belastingdienst beslissingen neemt? Dat kan niet anders dan op grond van de wet, zullen de meesten zeggen. Een waarheid als een koe en in veel situaties volkomen juist en duidelijk. Zeker als de wettekst geen enkele ruimte biedt voor twijfel.
Bijvoorbeeld als de wetgever heeft bepaald en vastgelegd dat de maximale onbelaste reiskostenvergoeding voor 2024 € 0,23 per kilometer bedraagt.
De meest gebruikte methode van rechtsvinding is dan ook gewoon de taalkundige betekenis van een wetsartikel. Einde probleem, of toch niet?
Speelruimte voor de praktijk
Maar wat te doen als de tekst van een wetsartikel helemaal niet zo duidelijk is, misschien zelfs bewust, om wat speelruimte te creëren voor de praktijk? Dan is het direct al veel lastiger om te achterhalen hoe je een wetsartikel moet of kunt uitleggen. Eigenlijk bevind je je als werkgever (of jouw adviseur) wat dat betreft in dezelfde positie als de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft hierop ingespeeld door het uitbrengen van het Handboek Loonheffingen. Hierin staat in jip-en-janneketaal de wet- en regelgeving uitgelegd voornamelijk voor salarisadministrateurs. Natuurlijk een superhandig Handboek voor de praktijk, maar bedenk als werkgever ook dat veel uitleg in het Handboek gewoon de mening van de Belastingdienst is.
Wees kritisch op de standpunten van het Handboek
Is een hierin ingenomen standpunt in het voordeel van jou als werkgever, dan kun je daar direct vertrouwen aan ontlenen. In die zin is het Handboek vergelijkbaar met een Besluit van de Staatsecretaris. Het is goed om je als werkgever te realiseren dat je zelf een mening kunt hebben die afwijkt van de mening in het Handboek. Blijf daarom altijd kritisch op de tekst en de standpunten van het Handboek. Maar hoe check je de juistheid ervan? De meest voor de hand liggende methode is terug te gaan naar de invoering van de wet. En dus in de Memorie van Toelichting of in andere kamerstukken te zoeken naar de gevoerde discussie hierover. Vaak kun je daar een richting vinden hoe de wetgever een bepaald artikel bedoeld heeft in de uitvoering. Dan hebben wij het dus over de wetshistorische methode van rechtsvinding.
Veranderde maatschappelijke opvattingen
Het zoeken naar de achterliggende bedoeling van de wetgever bij invoering van een wet is vaak arbeidsintensief en biedt niet altijd de duidelijkheid die wij zoeken. Bovendien is de wetgeving vaak alweer van een paar jaar terug en kunnen maatschappelijke opvattingen inmiddels ook weer zijn veranderd. Toch kun je met deze methode van rechtsvinding wel verklaren waarom de Belastingdienst bijvoorbeeld terughoudend is met het geven van uitbreiding aan gerichte vrijstellingen binnen de werkkostenregeling. Uit de kamerbehandeling van destijds blijkt dat men de voornaamste kostenposten van ondernemers (sommigen beweren dat deze overeenkomen met de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren) heeft omgezet in gerichte vrijstellingen. Waarna de overige posten simpelweg maar ondergebracht moesten worden in de vrije ruimte.
Die benadering zie je nu nog terug in het feit dat er inmiddels een enorme verschuiving heeft plaatsgevonden in de maatschappelijke opvattingen over het stimuleren van een gezonde levensstijl, eetgewoonten en mentale gezondheid. Maar dat heeft niet geleid tot acceptatie van een vitaliteitsbudget in bijvoorbeeld de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen. Sterker nog, die vrijstelling is sinds 2022 zelfs verkleind, aangezien je als werkgever slechts datgene aan voorzieningen onbelast mag verstrekken aan jouw werknemers wat de arbowet je min of meer verplicht.
Het gaat – natuurlijk – om geld
Het blijkt in de praktijk heel lastig te zijn om ondanks veranderende maatschappelijke opvattingen de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever van koers te doen veranderen. Wil je als werkgever toch op dit vlak wat voor jouw personeel doen, dan kan dat maar dan belast, of in de vrije ruimte als eindheffingsloon, als het ten minste gebruikelijk is. Uiteindelijk heeft het natuurlijk altijd te maken met geld. De schatkist moet gevuld blijven en daar is ook veel voor te zeggen.
Tegenspraak is noodzakelijk
Terug naar de rechtsvinding. Er zijn nog meer methoden van rechtsvinding, maar deze column heeft te weinig ruimte om deze te bespreken. Dat is niet erg. Wat belangrijk is om te vermelden is dat de kritische houding van werkgevers, adviseurs en wie dan ook, nodig is om inspecteurs van de Belastingdienst te dwingen om objectief beslissingen te nemen die gebaseerd zijn op bijvoorbeeld de twee methoden van rechtsvinding zoals hierboven genoemd. En dan ook nog eens (zoveel mogelijk) los van eigen opvattingen, voorkeuren en denkpatronen.
Tegenspraak van werkgevers en adviseurs is noodzakelijk om in samenwerking te komen tot goed geformuleerde standpunten van de Belastingdienst. Ik zou zeggen, werkgevers, gebruik je gezonde verstand en laat je horen!