Hoe kijken jullie aan tegen het Belastingplan 2025?
Rietveld: ‘Het grappige is dat er in het plan zelf nog niet bijster veel interessants staat voor de salarisprofessional. Het echte vuurwerk moet nog komen. Want in de Aanbiedingsbrief Belastingplan 2025 – vroeger een kort briefje, tegenwoordig een heel document – worden twee nota’s van wijziging aangekondigd. Omdat er inhoudelijk nog veel moest worden afgestemd, hebben sommige onderwerpen het Belastingplan niet gehaald. Kortom, pas een deel van de agenda ligt op tafel.’
Welk vuurwerk gaat dit najaar dan nog de lucht in?
Rietveld: ‘Dan denk ik vooral aan het terugdraaien van het versoberen van de 30%-regeling. We hebben de honderden pagina’s van het Belastingplan en alle bijlagen doorgenomen, maar nergens gaat het over die regeling. Alleen in de aanbiedingsbrief staan er wat zinnetjes over, en er zijn factsheets gepubliceerd. Men wacht onder meer nog op het advies van de Raad van State. We zijn benieuwd of de Nota van Wijziging, waarin de echte wettekst met toelichting komt te staan, nog interessante nuanceringen bevat, of dat met de tekst uit de aanbiedingsbrief en de factsheet eigenlijk alles wel bekend is.’
Hoe wil het kabinet de versobering terugdraaien?
Van Halem: ‘De 30%-regeling is zoals bekend een belastingvrije vergoeding voor buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland werken en die meer dan € 46.107 per jaar verdienen. Onder voorwaarden kunnen zij 5 jaar lang belastingvrij een vergoeding krijgen van maximaal 30% van hun loon. De versobering die per 2024 is geïntroduceerd, bestond eruit dat deze vergoeding stapsgewijs werd afgebouwd: van 30% voor de eerste 20 maanden, via 20% voor de volgende 20 maanden tot 10% gedurende de laatste 20 maanden van de regeling.’
‘Daarnaast werd de 30%-regeling vanaf 2024 gemaximeerd op de balkenendenorm, een salaris van 233.000 euro. Op deze versobering kwam veel kritiek. Uit onderzoek bleek bijvoorbeeld dat Nederland hierdoor minder aantrekkelijk wordt voor internationaal talent. Ook het vestigingsklimaat komt erdoor onder druk te staan. Vandaar dat het kabinet deze 30-20-10-regeling deels wil terugdraaien.’
‘Uit de aanbiedingsbrief blijkt dat het plan onder andere is om per 1 januari 2027 de maximale onbelaste vergoeding op een constant forfait van 27% te houden. In 2025 en 2026 geldt voor alle ingekomen werknemers het percentage van 30 nog. Daarnaast gaat de salarisnorm van € 46.107 naar € 50.436. En die voor ingekomen werknemers jonger dan 30 jaar met een mastergraad wordt verhoogd van € 35.048 naar € 38.338.’
‘Verder gaat er overgangsrecht gelden voor ingekomen werknemers die vóór 2024 de 30%-regeling hebben toegepast. Voor hen blijft tot het einde van de looptijd een percentage van 30 gelden en de oude, weliswaar geïndexeerde, salarisnormen. Ik verwacht dat werkgevers deze 27%-regeling veel meer accepteren dan de versoberde regeling die per 2024 geldt.’
Maar wat gaat deze 27%-regeling voor salarisadministrateurs betekenen?
Van Halem: ‘Dat de regeling er niet per se leuker en eenvoudiger op wordt. Het wordt namelijk veel uitzoekwerk. Wanneer is een werknemer precies gestart, misschien bij een eerdere werkgever? Is er bij hem of haar sprake van overgangsrecht? Is er sprake van werknemers jonger dan 30 jaar met een mastertitel? En ga zo maar door. In totaal moet je vier salarisnormen naast elkaar toetsen. Je moet dus heel scherp opletten als salarisprofessional.’
Jullie vertelden dat er niet heel veel interessants in het Belastingplan 2025 staat voor de salarisadministratie. Kunnen jullie dan iets minder spannends noemen?
Van Halem: ‘Buiten de verwachte wijzigingen van de 30%-regeling verandert er iets met de auto van de zaak. Het verhaal is bekend: wie meer dan 500 kilometer per jaar privé rijdt, krijgt te maken met een forfait van 22%. Als je dat niet wilt, moet je een kilometeradministratie bijhouden en overtuigend aantonen dat je minder dan 500 kilometer per jaar privé rijdt. Dit alles geldt ook voor bestelauto’s.’
‘Voor bestelauto’s die doorlopend afwisselend worden gebruikt, bijvoorbeeld door de storingsmonteurs tijdens hun diensten, had de wetgever bepaald dat die bijtelling achterwege kon worden gelaten. De werkgever moest daarvoor in de plaats een maandelijks bedrag van € 25 per auto betalen, ofwel € 300 per jaar. Deze regeling bestaat sinds 2006 en sindsdien is het bedrag nooit geïndexeerd. Dat is nu wél gebeurd, het jaarbedrag gaat naar € 438.’
Rietveld: ‘Over die bestelauto’s staat trouwens een wat mij betreft erg grappige toelichting in het Belastingplan. Om ondernemerschap te stimuleren werden er ooit fiscale subsidies in het leven geroepen rond het gebruik van een bestelauto. Ook particulieren gingen daarom zo’n bestelauto kopen. Dat was niet de bedoeling. Daarom werd een lachwekkende definitie van wel anderhalf A4’tje geformuleerd om personenauto’s en bestelauto’s fiscaal van elkaar te onderscheiden. Een onleesbare tekst. Je moest verstand hebben van auto’s, techniek, uitstoot en loonbelasting om er iets van te begrijpen.’
Wat is er nu met die definitie gebeurd?
Rietveld: ‘Die is teruggebracht naar één korte, duidelijke, leesbare zin. Bovendien getuigt de toelichting van zelfreflectie, dat vind ik sterk. Ze spreken over ‘regelzucht’ in het verleden. En over het beperkte belang van deze fiscale definitie, die uiteindelijk gevolgen bleek te hebben voor slechts ongeveer 5.400 motorrijtuigen van het totale wagenpark van circa 10 miljoen personenauto’s en bestelauto’s.’
Zijn er verder nog ‘iets minder interessante’ kabinetsplannen?
Rietveld: ‘Een jaar geleden schreef ik een column voor SalarisNet waarin ik hulde bewees aan de Kamerleden en de staatssecretaris die verantwoordelijk waren voor de verruiming van de gerichte vrijstelling voor de ov-kaart voor werknemers.’
‘Het was namelijk een prima idee: in plaats van een complexe regeling werd het nu mogelijk om in de werkkostenregeling een gerichte vrijstelling op te nemen voor de ov-kaart. In de praktijk kwamen er toch wat onduidelijkheden aan het licht. Hoe zat het bijvoorbeeld met een dalurenkaart? En met een mobiliteitsbudget?’
‘Het huidige kabinet heeft de regeling extra vereenvoudigd. Het komt er nu op neer dat als een werkgever het recht op ov aan een werknemer geeft, de ov-kosten gericht zijn vrijgesteld. De enige voorwaarde is dat in enige mate – en dat blijft een interessante formulering – zakelijk wordt gereisd. Een ov-jaarkaart waarbij je slechts één keer zakelijk reist valt in mijn ogen onder deze formulering.’
‘Dit maakt zo’n ov-kaart ook een mooie kans voor salarisadministrateurs. Overweeg om deze op te nemen in je arbeidsvoorwaardenpakket. Het is een fiscaal gunstige en eenvoudige regeling die bovendien aantrekkelijk is voor je werknemers.’
Dit artikel is recent verschenen in Salaris Magazine.