De werkkostenregeling (WKR) is sinds 1 januari 2015 voor alle werkgevers verplicht. De WKR geeft de werkgever de mogelijkheid om onbelast vergoedingen en verstrekkingen aan zijn werknemers toe te kennen. Daartoe moet de werkgever vergoedingen en verstrekkingen als eindheffingsbestanddeel aanwijzen. De werkgever heeft daarin een grote keuzevrijheid. Om de vrijheid van de werkgever te begrenzen heeft de wetgever het gebruikelijkheidscriterium geïntroduceerd. Sinds 1 januari 2016 is het gebruikelijkheidscriterium aangescherpt. Een werkgever mag maximaal 1,2 procent van de totale fiscale loonsom (vrije ruimte) gebruiken voor onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan zijn werknemers. Bij overschrijding van de vrije ruimte is de werkgever 80 procent eindheffing verschuldigd. Aangezien het eindheffingstarief lager is dan het hoogst gebruteerde tarief van 108,30 procent in de loonheffingen, kan het voor een werkgever fiscaal voordeliger zijn om vergoedingen en verstrekkingen als eindheffingsbestanddeel aan te wijzen (tariefsarbitrage).